Plannen
In april 1845 wordt door de heer Staatsraad Gouverneur voorstellen gedaan voor de aanleg van de spoorlijnen Zwolle-Leeuwarden en Harlingen-Leeuwarden, waarna in mei de heren Gouverneurs (nu: Commissaris der Koning) van de provincies Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel samen komen in Assen om hierover van gedachten te wisselen. Men komt slechts tot een voorlopige vaststelling van de 'vaste punten' (steden) waarlangs de noordelijke spoorlijnen moeten gaan lopen.
In maart 1846 doen geruchten de ronde dat er concessie is aangevraagd voor een spoorlijn door Friesland. De lijn zou gaan lopen van Meppel via Heerenveen naar Leeuwarden (in groen aangegeven). Vanuit de gemeenten Smallingerland (Drachten) en Ooststellingwerf (Oosterwolde-Fr) stelt men voor de lijn vanuit Meppel meer oostelijk aan te leggen via Olderbekoop, Gorredijk, Beetsterzwaag en Drachten naar Bergum, waar de lijn dan aansluit op de spoorlijn Leeuwarden-Groningen (in oranje aangegeven.)
In 1854 melden zich nieuwe gegadigden voor een concessie van de Noorder Spoorweg, een spoorlijn van Harlingen, over Leeuwarden naar Meppel . Ook de spoorlijn Leeuwarden-Groningen maakt hiervan deel uit. Nu de plannen vastere vormen gaan aannemen, worden er ook alternatieve plannen gelanceerd. Zo richt de Kamer van Koophandel en Fabrieken in Friesland een verzoek aan de Minister om de lijn Leeuwarden-Groningen via Drachten te laten lopen. Ook de lijn van Leeuwarden naar Meppel zou dan via Drachten lopen. Het totale traject zou korter zijn.
In mei 1857 komen in Zwolle enkele ondernemers bijeen die van plan zijn om een inschrijving te openen met als doel geld bijeen te brengen voor de aanleg van spoorlijnen in Noord- en Oost-Nederland. Men heeft reeds zelf een bedrag van f 70.000,- ingebracht. De plannen behelzen een lijn van Harlingen over Franeker, Leeuwarden en Drachten naar Groningen aan te leggen. Ook een lijn van Drachten over Heerenveen en Steenwijk en Meppel naar Zwolle zit in hun planning.
Dan is het eindelijk zover. De Staatscourant meldt dat op 2 augustus 1858 aan baron Sloet en jonkheer Reuchlin een (voorlopige) concessie is verleend, voor onder andere de lijn van Groningen via Leeuwarden naar Harlingen. De te volgen richting van de spoorlijn: Grootegast, Surhuizum, Eestrum, Bergum, Tietjerk, Schilkampen, ten zuiden langs Leeuwarden, Deinum, Lutkelollum, Franeker, dan zuidwestwaarts, later westwaarts naar het zuiden van Harlingen. In grote lijnen al hoe de lijn later daadwerkelijk is aangelegd.
Het schiet vervolgens niet op met de ontwikkeling van de plannen.
De spoorlijn tussen Groningen en Harlingen, zoals de concessionarissen baron Sloet en jonkheer Reuchlin zich deze voorstellen (1858).
Begin mei 1860 ligt er weer een nieuw wetsontwerp bij de Tweede Kamer. Hierin komen de spoorlijnen Steenwijk-Heerenveen-Leeuwarden voor en de lijn Harlingen-Franeker-Leeuwarden-Groningen. De lijn vanuit de richting Steenwijk wordt begonnen in Arnhem, de andere spoorlijn wordt aangelegd vanuit Harlingen. Deze verdeling is gekozen om de werkzaamheden over de provincies te verdelen en een opeenhoping van werklieden op bepaalde plaatsen te voorkomen.
L.A.J.W. baron Sloet.
Bij Koninklijk besluit van 24 augustus 1860 is een commissie van drie leden ingesteld die belast is met het toezicht op de aanleg van spoorwegen. De drie leden zijn: L.J.A. van der Kun, hoofdinspecteur van de Waterstaat, C.T. van Meurs (geen foto beschikbaar) , Generaal Majoor bij de Grote Staf en L.A.J.W. baron Sloet, voorzitter van de Raad van toezicht op de spoorwegdiensten.
Eind december 1860 ontvangt het gemeentebestuur van Tietjerksteradeel een brief van de Commissie van de Staatsspoorwegen dat binnenkort ingenieur Witsen Elias in de gemeente komt voor het doen van opmetingen, waterpassingen enzovoort voor de aanleg van spoorwegen.
Van Regeringszijde wordt ingenieur Jan Abel Adriaan Waldorp benoemd als toezichthouder bij de aanleg.
Jan Abel Adriaan van Waldorp, toezichthouder bij de aanleg.
Bron: De krant van Toen, Leeuwarder Courant.
Nu de route is vastgesteld wordt men in Tietjerksteradeel alert. Te Bergumerdam, wordt op 22 februari 1861 bij Roel J. Wijmenga een vergadering belegd ter bevordering van een kortere en dus goedkopere route van de spoorweg van Leeuwarden naar Groningen. Blijkbaar dacht men aanvankelijk dat de route Leeuwarden-Groningen in een min of meer rechte lijn vlak ten noorden van Bergum werd aangelegd. Nu bleek de route aanzienlijk noordelijker, langs Veenwouden, te liggen. Het mocht niet baten.
In september 1861 beginnen de onteigeningsgesprekken voor de gronden, nodig voor de lijn Harlingen-Leeuwarden. Men ondervindt weinig problemen. Op 2 december 1861 heeft de commissie een route voorgesteld voor de spoorweg Leeuwarden-Groningen aan Gedeputeerde Staten van Groningen en Friesland. Behoudens enkele kleine zaken, stemt men hiermee in. De route van de spoorweg Leeuwarden, via Veenwouden en Buitenpost naar de provincie Groningen, wordt door de Minister bij schrijven van 13 jan 1862, no. 232, IIde afdeling definitief vastgesteld.
In april 1862 wordt het maken van de aardenbaan tussen Harlingen en Leeuwarden aanbesteed.
Op 1 juli 1862 wordt het in verslag van de Staatscommissie van Spoorwegen gemeld dat het uitzetten en opmeten van de spoorweg Leeuwarden-Groningen vrijwel gedaan is.
Eind juli 1863 is men met het spoorleggen op de lijn Harlingen-Leeuwarden gevorderd tot het station van Leeuwarden.
In april 1862 wordt het maken van de aardenbaan tussen Harlingen en Leeuwarden aanbesteed.
Op 1 juli 1862 wordt het in verslag van de Staatscommissie van Spoorwegen gemeld dat het uitzetten en opmeten van de spoorweg Leeuwarden-Groningen vrijwel gedaan is.
Eind juli 1863 is men met het spoorleggen op de lijn Harlingen-Leeuwarden gevorderd tot het station van Leeuwarden.
Het zuidelijk van de stad gelegen station van Leeuwarden.
Het tijdstip van opening van de spoorweg Harlingen-Leeuwarden komt nu snel dichterbij. Men probeert de datum van 1 oktober te halen. De drie in Engeland bestelde locomotieven, ieder 36.000 kg zwaar, zijn reeds ingescheept en dus klaar voor verzending. De openingsdatum wordt twee weken opgeschoven. 15 oktober 1863 zal de grote dag zijn. Echter, de Minister wenst dat de opening een dag eerder, dus op 14 oktober zal plaatsvinden.
Op 14 oktober waren alle Ministers bij de opening van de spoorweg aanwezig, uitgezonderd de Minister van Koloniën. Hij was verhinderd wegens ziekte.
Maak jouw eigen website met JouwWeb